Voor het algemeen belang

Wat verwacht het volk van zijn regering? Dat zij regeert met als leidraad het welzijn van het volk te verbeteren. Sommige journalisten blijken daar een andere kijk op te hebben. Ivan de Vadder, om geen naam te noemen, trekt in ’de afspraak’ het beleid van een minister in twijfel omdat hij of zij niets van zich laat horen. Geen verklaringen aflegt aan de media en niet te zien is in de studio’s. Wat is er mis mee om in stilte te werken, los van de publieke schijnwerpers? De beste schrijvers doen het. Als expert journalist zou hij toch moeten weten dat de begroting de hoeksteen is van het politieke bedrijf. Als er geen gelden voorzien zijn in de begroting voor een bepaald project dan zal het er niet van komen. Geef mij maar een minister, van het om het even welke partij, die er in slaagt centen te krijgen voor de uitvoering van zijn beleid. Het zal me worst wezen of de minister al langs geweest is in ‘de afspraak’ als hij of zij maar zijn plicht doet, als vakminister uitvoeren wat er in het regeerakkoord staat. Een welbespraakt gepensioneerde journalist beschreef een partij als het glijmiddel van de regering. Daar win je volgens hem geen stemmen mee. Is dat wel zo? Voor Ome Rik zou het best kunnen dat velen in ons surrealistisch landje, waar 2/3° van de Belgen het goed tot zeer goed hebben, genoeg hebben van een journalistiek die de waan van de dag uitvergroot en van elke scheet een windhoos maken. Democratie is het georganiseerd meningsverschil. Maar door elk meningsverschil onder het vergrootglas te leggen werkt men de perceptie in de hand dat politici niets van bakken. Een normaal meningsverschil wordt als kibbelen beschreven. Alles kan natuurlijk veel beter maar het rijke België heeft een sterke sociale zekerheid, toegankelijk onderwijs, staat aan de top van de wereld wat vaccinaties betreft en ga zo maar door. Dank zij de vermaledijde politici. De nieuwe pispalen in onze samenleving. De politieker bestaat trouwens niet. Zoals er niet zoiets bestaat als de Islam of de Jood. Er zijn er goede, zelf idealisten, er zijn er slechtte, zoals in alle beroepsgroepen. Wat goed gaat wordt als evident beschouwd, en nauwelijks vermeld. Daarmee bestaat het gevaar dat het kind met het badwater wordt weggegooid. Natuurlijk moet er nagedacht worden hoe men de politieke besluitvorming democratischer kan maken. Dat staat buiten kijf. Maar zaag ondertussen niet de poten van de stoel van de democratie. Wie zijn de eerste slachtoffers van een dictatuur? De journalisten natuurlijk, als pleitbezorgers van de vrije meningsuiting. Het is de taak van de journalist om kritisch te zijn. Maar dat is geen excuus om te vervallen in negativisme en zo extreem rechts zuurstof te geven. Neem nu de klimaatactivisten. Wat is nu de prioriteit? Om hun spijbelgedrag uit te vergroten of ingaan op de essentie van de zaak, de urgentie van de klimaatcrisis? De uitdagingen van deze tijd, het ecologische in evenwicht brengen met een sociaal economisch beleid zijn immens. Over de partijgrenzen heen moeten we met zijn allen, aan hetzelfde zeel trekken. Ook de media dienen constructief hun verantwoordelijkheid op te nemen. Voor het algemeen belang!


Voor het algemeen belang

Wat verwacht het volk van zijn regering? Dat zij regeert met als leidraad het welzijn van het volk te verbeteren.

Sommige journalisten blijken daar een andere kijk op te hebben. Ivan de Vadder, om geen naam te noemen, trekt in ’de afspraak’ het beleid van een minister in twijfel omdat hij of zij niets van zich laat horen. Geen verklaringen aflegt aan de media en niet te zien is in de studio’s.

Wat is er mis mee om in stilte te werken, los van de publieke schijnwerpers?

De beste schrijvers doen het.

Als expert journalist zou hij toch moeten weten dat de begroting de hoeksteen is van het politieke bedrijf. Als er geen gelden voorzien zijn in de begroting voor een bepaald project dan zal het er niet van komen. Geef mij maar een minister, van het om het even welke partij, die er in slaagt centen te krijgen voor de uitvoering van zijn beleid. Het zal me worst wezen of de minister al langs geweest is in ‘de afspraak’ als hij of zij maar zijn plicht doet, als vakminister uitvoeren wat er in het regeerakkoord staat.

Een welbespraakt gepensioneerde journalist beschreef een partij als het glijmiddel van de regering. Daar win je volgens hem geen stemmen mee.

Is dat wel zo?

Voor Ome Rik zou het best kunnen dat velen in ons surrealistisch landje, waar 2/3° van de Belgen het goed tot zeer goed hebben, genoeg hebben van een journalistiek die de waan van de dag uitvergroot en van elke scheet een windhoos maken. Democratie is het georganiseerd meningsverschil. Maar door elk meningsverschil onder het vergrootglas te leggen werkt men de perceptie in de hand dat politici niets van bakken. Een normaal meningsverschil wordt als kibbelen beschreven. Alles kan natuurlijk veel beter maar het rijke België heeft een sterke sociale zekerheid, toegankelijk onderwijs, staat aan de top van de wereld wat vaccinaties betreft en ga zo maar door. Dank zij de vermaledijde politici. De nieuwe pispalen in onze samenleving. De politieker bestaat trouwens niet. Zoals er niet zoiets bestaat als de Islam of de Jood. Er zijn er goede, zelf idealisten, er zijn er slechtte, zoals in alle beroepsgroepen.

Wat goed gaat wordt als evident beschouwd, en nauwelijks vermeld. Daarmee bestaat het gevaar dat het kind met het badwater wordt weggegooid. Natuurlijk moet er nagedacht worden hoe men de politieke besluitvorming democratischer kan maken. Dat staat buiten kijf. Maar zaag ondertussen niet de poten van de stoel van de democratie.

Wie zijn de eerste slachtoffers van een dictatuur? De journalisten natuurlijk, als pleitbezorgers van de vrije meningsuiting. Het is de taak van de journalist om kritisch te zijn. Maar dat is geen excuus om te vervallen in negativisme en zo extreem rechts zuurstof te geven.

Neem nu de klimaatactivisten.

Wat is nu de prioriteit? Om hun spijbelgedrag uit te vergroten of ingaan op de essentie van de zaak, de urgentie van de klimaatcrisis?

De uitdagingen van deze tijd, het ecologische in evenwicht brengen met een sociaal economisch beleid zijn immens. Over de partijgrenzen heen moeten we met zijn allen, aan hetzelfde zeel trekken.

Ook de media dienen constructief hun verantwoordelijkheid op te nemen.

Voor het algemeen belang!


Voor een armoedevrije gemeente en samenleving

Zij staan gespreid over gans het land, de borden Fairtrade gemeente, Kernwapenvrije gemeente en andere.

Waarom geen bord ‘Armoedevrije gemeente’? Als eerste stap naar een armoedevrije samenleving?

Als een olievlek kunnen er dan over heel België borden verschijnen. Armoedebestrijding komt zo zichtbaar in beeld.

Elke gemeente kan immers via de aanvullende steun aan iedereen die een inkomen heeft onder de Europese armoedegrens een aanpassing geven. Iedereen, dus ook de uitkeringsgerechtigden en de werkenden, zolang het inkomen onder de Europese armoedegrens ligt.

Belangrijk is dat deze aanpassing automatisch uitgekeerd wordt en dit zonder voorwaarden. Mensen in armoede zitten immers in een overlevingsmodus. De stress van vandaag slorpt zoveel energie opdat het denken aan morgen onmogelijk wordt. Om bijvoorbeeld een leefloon te kunnen krijgen moeten verschillende documenten worden bijeengebracht. De bureaucratie zorgt dat hulpvragers afhaken of niet bereikt worden.

Het is duidelijk: het huidig systeem van armoedebestrijding schiet zijn doel voorbij. De cijfers spreken voor zich. De afgelopen twintig jaar zijn de armoedecijfers niet gedaald, en dit ondanks onze stijgende welvaart. Als we de alleenstaande ouders met kinderen mee in ogenschouw nemen komen we aan 1/3° van de bevolking die structureel niet kunnen deelnemen aan het rijk der vrijheid.

Het automatisch toekennen van een vergoeding zal de sociologe Bea Cantillion vermoedelijk benoemen als een beperkt basisinkomen, de historicus Rutger Bregman als bestaanszekerheid, de partij Groen als welvaartsgarantie.

Wat doet het ertoe?

Als er maar iets beweegt.

Het lokaal beleid is de motor van onze democratie.

Een oproep aan onze gemeenten!

Neem het voortouw. Ga voor een armoedevrije gemeente!

Welke gemeente neemt de handschoen op?


A

Herinnering

Het stad was voor iedereen

Buiten huilt de wind


De koning en de nar

‘De koning? Die zit op de top van zijn berg te kijken naar zijn onderdanen. Hij is te beklagen, hij zit er in zijn eentje te verkommeren terwijl wij hier in de kroeg moppen zitten te tappen. Zeg nu zelf, wie is er nu de koning te rijk, hij of wij?’

De dwerg die in de herberg op de toog stond was goed op dreef en kreeg de lachers op de hand.

In vroegere tijden waren er voor een dwerg vaak maar enkele mogelijkheden om aan de kost te komen. Ofwel kon je in een circus aan de slag als bezienswaardigheid ofwel werd je in dienst genomen om mensen te plezieren. Werd je in dienst genomen door een heer dan werd je een nar genoemd. Grote steden hadden hun stadsnar. De allerbeste werd hofnar.

De draak steken met de koning was het favoriete onderwerp van de dwerg. Het was dan ook niet verwonderlijk dat bij het overlijden van de hofnar hij door de koning werd aangeduid als zijn opvolger.

Velen waren jaloers op de hofnar. Rijk werd je er niet van om clown uit te hangen. Kost en inwoon, meer was het niet. Wel veel gezag want een hofnar kon steeds zijn gedacht zeggen - meer nog, de koning eiste dat.

Het klikte meteen tussen de nar en de koning, alsof ze mekaar al jaren kenden. De nar werd niet alleen de vertrouwenspersoon van de koning maar ook zijn ogen en oren.

Als er ten onrechte belastingen werden geïnd dan zette de koning het recht en vergoedde de benadeelden. De ministers stonden regelmatig voor schut en begrepen niet hoe de koning hun plannen steeds doorzag.

De koning en de nar hadden veel gemeen. Hun gezamenlijke hekel aan oorlog, om maar één ding te noemen. De koning geloofde meer in onderhandelen, de kracht van het woord.

Toen de koning van het naburige Romenland zijn oog liet vallen op de goudmijn in de grenstreek dreigde er weerom oorlog.

De koning stuurde zijn hofnar naar Romenland. Op pleinen en markten nam hij hun koning op de korrel. Dat de koning het goud ging gebruiken om zijn paleis te versieren of aan zijn vele minnaressen te schenken.  

Alles natuurlijk met een kwinkslag. De hofnar stal de harten van de bevolking als een volleerd stand-up comedian. De koning had het goed gezien. Humor werkt ontwapenend.

De koning van Romenland daarentegen was razend. Maar hij was machteloos.

Een hofnar was immers onschendbaar. Dat was een ongeschreven wet. Zelfs een koning moest zich daarbij neerleggen.

De koning, die enkel de taal van het geld kende, probeerde de hofnar nog om te kopen. Tevergeefs, de hofnar bleef zijn dierbare vorst trouw.

Toen zijn eigen hofnar uit solidariteit met zijn collega de draak stak met zijn eigen koning was het hek van de dam.

Bakkers beelden in marsepein een koning uit die zijn goudstukken aan het  tellen was. Kleermakers lieten hun fantasie de vrije loop gaan en ontwierpen een gouden collectie. Muzikanten componeerden spotliederen. Priesters over gans het land namen de koning vanop hun preekgestoelte onder vuur.

Heel het land lachte om de goudkoorts van de koning. Er zat voor de koning niets anders op dan zijn oorlogsplannen op te bergen. Meer nog, beschaamd deed de koning troonsafstand en overhandigde hij zijn scepter aan zijn zoon.

De hofnar werd in zijn eigen land als een held ontvangen.

Als beloning liet de koning een levensgroot schilderij maken.

De koning en de hofnar stonden in het schilderij recht tegenover mekaar. De koning had zijn arm op de schouder van de hofnar gelegd en ze keken elkaar diep in de ogen.

Het schilderij kreeg een ereplaats in de troonzaal.

Door de tijden heen is het schilderij verloren gegaan.

Wie weet is het nog te vinden op een rommelmarkt of een galerij.

Niets is onmogelijk want geluk ligt soms in een klein hoekje.

Op het kader staat de titel van het schilderij gegraveerd:

Vriendschap.