Als een steeds terugkerend refrein speelde deze gedachte door zijn hoofd.
Hij ging de gastenkamer binnen. Het voelde aan als thuiskomen. Hier zou hij rust vinden. De kamer leek op deze van vorig jaar en op die van het jaar voordien. Een metalen bed, een nachtkastje, een kleerkast, een bureau met stoel. Sober en functioneel zoals St. Benedictus het gewild zou hebben.
Hij had ernaar uitgekeken. Als psychiater kwamen er dagelijks een tiental klanten bij hem thuis over de vloer op zoek naar zielenrust. Trop is teveel. Hij had zijn portie menselijk leed voor dit jaar wel gehad. Tijd voor zichzelf, loslaten en ascese.
Ascese: ‘het zich onthouden van genoegens’. Een woord dat de laatste tijd in onbruik was geraakt. Klonk als een echo uit de middeleeuwen.’ Niets is minder waar’, dacht hij, terwijl hij zijn reistas op het bed liet neerploffen.
Vakantie was voor hem drie weken in afzondering gaan. Geen enkel contact, zelfs niet, met de broeders van het huis. Hoe mooi de psalmen hier in Zundert ook klinken, hem zullen ze niet horen of zien. Niet op de avondsluiting, niet in de leeszaal, zelfs niet in de refter. Nergens.
Velen hadden hun wenkbrauwen gefronst, is dit vakantie…? Het raakt zijn koude kleren niet. Wat moest gebeuren moest gebeuren. Ook dit jaar zou hij weer in gevecht gaan met zijn oude demonen. Ook dit jaar is het weer bang afwachten. Zou het wel helend zijn?
Er zit niets anders op. Sommige verhalen dienen nu eenmaal verteld te worden. Er is er één, ja dat éne verhaal. Het begin dat wist hij. De rest zou volgen, dat stond als een paal boven water.
Maar vooral, zijn drie weken voldoende om het te vertellen?