De koning en de nar

Geschreven op woensdag 18 augustus 2021

‘De koning? Die zit op de top van zijn berg te kijken naar zijn onderdanen. Hij is te beklagen, hij zit er in zijn eentje te verkommeren terwijl wij hier in de kroeg moppen zitten te tappen. Zeg nu zelf, wie is er nu de koning te rijk, hij of wij?’

De dwerg die in de herberg op de toog stond was goed op dreef en kreeg de lachers op de hand.

In vroegere tijden waren er voor een dwerg vaak maar enkele mogelijkheden om aan de kost te komen. Ofwel kon je in een circus aan de slag als bezienswaardigheid ofwel werd je in dienst genomen om mensen te plezieren. Werd je in dienst genomen door een heer dan werd je een nar genoemd. Grote steden hadden hun stadsnar. De allerbeste werd hofnar.

De draak steken met de koning was het favoriete onderwerp van de dwerg. Het was dan ook niet verwonderlijk dat bij het overlijden van de hofnar hij door de koning werd aangeduid als zijn opvolger.

Velen waren jaloers op de hofnar. Rijk werd je er niet van om clown uit te hangen. Kost en inwoon, meer was het niet. Wel veel gezag want een hofnar kon steeds zijn gedacht zeggen - meer nog, de koning eiste dat.

Het klikte meteen tussen de nar en de koning, alsof ze mekaar al jaren kenden. De nar werd niet alleen de vertrouwenspersoon van de koning maar ook zijn ogen en oren.

Als er ten onrechte belastingen werden geïnd dan zette de koning het recht en vergoedde de benadeelden. De ministers stonden regelmatig voor schut en begrepen niet hoe de koning hun plannen steeds doorzag.

De koning en de nar hadden veel gemeen. Hun gezamenlijke hekel aan oorlog, om maar één ding te noemen. De koning geloofde meer in onderhandelen, de kracht van het woord.

Toen de koning van het naburige Romenland zijn oog liet vallen op de goudmijn in de grenstreek dreigde er weerom oorlog.

De koning stuurde zijn hofnar naar Romenland. Op pleinen en markten nam hij hun koning op de korrel. Dat de koning het goud ging gebruiken om zijn paleis te versieren of aan zijn vele minnaressen te schenken.  

Alles natuurlijk met een kwinkslag. De hofnar stal de harten van de bevolking als een volleerd stand-up comedian. De koning had het goed gezien. Humor werkt ontwapenend.

De koning van Romenland daarentegen was razend. Maar hij was machteloos.

Een hofnar was immers onschendbaar. Dat was een ongeschreven wet. Zelfs een koning moest zich daarbij neerleggen.

De koning, die enkel de taal van het geld kende, probeerde de hofnar nog om te kopen. Tevergeefs, de hofnar bleef zijn dierbare vorst trouw.

Toen zijn eigen hofnar uit solidariteit met zijn collega de draak stak met zijn eigen koning was het hek van de dam.

Bakkers beelden in marsepein een koning uit die zijn goudstukken aan het  tellen was. Kleermakers lieten hun fantasie de vrije loop gaan en ontwierpen een gouden collectie. Muzikanten componeerden spotliederen. Priesters over gans het land namen de koning vanop hun preekgestoelte onder vuur.

Heel het land lachte om de goudkoorts van de koning. Er zat voor de koning niets anders op dan zijn oorlogsplannen op te bergen. Meer nog, beschaamd deed de koning troonsafstand en overhandigde hij zijn scepter aan zijn zoon.

De hofnar werd in zijn eigen land als een held ontvangen.

Als beloning liet de koning een levensgroot schilderij maken.

De koning en de hofnar stonden in het schilderij recht tegenover mekaar. De koning had zijn arm op de schouder van de hofnar gelegd en ze keken elkaar diep in de ogen.

Het schilderij kreeg een ereplaats in de troonzaal.

Door de tijden heen is het schilderij verloren gegaan.

Wie weet is het nog te vinden op een rommelmarkt of een galerij.

Niets is onmogelijk want geluk ligt soms in een klein hoekje.

Op het kader staat de titel van het schilderij gegraveerd:

Vriendschap.