De abdij der verloren zielen

Geschreven op maandag 22 maart 2021

Het vergeet-me-nietje, het mooie blauwe bloempje dat groeit aan de waterkant, had haar naam gekregen nadat een ridder bij het plukken van het bosje bloemen voor zijn prinses in het water was gevallen en verdronk door de zwaarte van zijn harnas. Terwijl hij verdronk gooide hij het bosje bloemen naar zijn geliefde en riep: ‘Vergeet mij niet!’

De prinses was ontroostbaar na het onverwachte verlies van haar ridder.

Wekenlang sloot ze zich op in het torenkamertje in het kasteel van haar vader.

De beste heelmeesters van het land stonden machteloos.

De nar kwam met een suggestie en zei tegen de koning: ’De prinses moet op zoek gaan naar een gelukdoosje.’ ‘Waar kan je een gelukdoosje vinden?’ vroeg de koning vol ongeloof.

‘Er zijn er enkele te vinden in de abdij der verloren zielen, het is de abt die na een gesprek beslist of je een gelukdoosje kunt krijgen. De prinses zal er zelf naartoe moeten gaan.’

De koning huiverde, de abdij der verloren zielen lag in een uithoek van zijn land, de tocht was lang en niet zonder gevaar.

Maar er zat niets anders op, de prinses besloot incognito op reis te gaan onder het mom van een pelgrimstocht.

De koning ging akkoord op voorwaarde dat de prinses vergezeld werd door zijn beste ridder, zijn kampioen van vele tornooien. Zo gingen zij ogenschijnlijk als man en vrouw op reis.

Al gauw had de ridder zijn handen vol. Rovers en ander gespuis waren niet tegen zijn zwaard opgewassen. Gelukkig was het geen volle maan en kruiste er geen weerwolf hun pas. Het had gekund, het grote grijze woud was er voor gekend.

Na heel wat ontberingen kwamen ze aan in de abdij van verloren zielen.

Onderdak was geen probleem voor de ridder en de prinses. De abdij was een immers een gemengde abdij waar zusters en paters als monniken samenleefden. Geloof het of geloof het niet, gemengde abdijen hebben bestaan, lang heel lang geleden.

Geluk krijg je niet zomaar op bestelling, de abt liet dan ook op zich wachten. De dagen gingen voorbij. De prinses luisterde ingetogen naar de psalmen die door de monniken gezongen werden of maakte lange wandelingen met haar beschermridder.

Uiteindelijk was het zover en werd de prinses op audiëntie door de abt ontvangen. De prinses vertelde haar trieste verhaal.

De abt was niet ongevoelig voor haar verdriet en gaf haar een gelukdoosje.

Hoe de prinses ook probeerde, het doosje was met geen middel open te krijgen.

‘Alles op zijn tijd. Denk aan het vergeet-me-nietje en alles komt goed,’ zei de abt terwijl hij hun zegende als teken van afscheid.

Teleurgesteld begonnen beiden aan de gevaarlijke terugreis. De woorden van de abt bleven echter in het hoofd van de prinses nazinderen.

Al gaande werd het de prinses duidelijk.

Thuisgekomen gaf de prinses opdracht aan haar tuinier om een zee van vergeet-me-nietjes te zaaien.

De prinses doorkruiste het ganse land door en gaf een vergeet-me-nietje aan de mensen die afscheid hadden moeten nemen van een dierbare. Telkens nam de prinses de tijd om te luisteren. En luisteren kon ze als de beste. Onvermoeibaar bouwde de prinses de tuin van het kasteel om tot een troostplek voor velen.

De prinses ging al snel door het leven als ‘de barmhartige’ en werd op handen gedragen.

Toen ze op een avond in de armen van haar ridder lag, dacht de prinses plots voor het eerst na lange tijd aan het gelukdoosje. Het doosje lag nog steeds waar de prinses het had gelegd tussen de boeken in de bibliotheek als een stille getuige van een andere tijd.

Groot was haar verbazing toen het doosje zomaar open ging. Op de bodem lag een klein pakje voorzien van de zegel van de abt van de abdij der verloren zielen.

De prinses nam het pakje behoedzaam op en legde het in de palm van haar hand.

De prinses werd bevangen door een stroom van emoties toen ze zag wat er in het pakje lag:

Een vergeet-me-nietje!