Lang zal hij leven!

‘Ik zit in de blessuretijd,' zegt hij, als zijn leeftijd ter sprake komt.

In de 94’ om precies te zijn.

Op die leeftijd is het vermogen tot betrekkelijk zien, topsport geworden.

Geen gemakkelijke klus als je, nog maar enkele maanden geleden, 37 kg hebt gewogen.

Zijn aanblik toen, deed me terugdenken aan de uitgeteerde beelden van kinderen uit Ethiopië of het getto van Warschau.

En ja, het wordt vaak gezegd, je moet het leven nemen zoals het is.

Doe het maar, als je stappend met een rollator, steeds veroordeeld bent tot achtervolgen. Wanneer niets meer evident is, laat staan aankomen.

Maar kijk, plat gelopen gras veert soms recht, als je het de tijd geeft tenminste.

Het moet wat meezitten, natuurlijk.

De ene mens is zo breekbaar als porselein, de andere heeft het incasseringsvermogen van een boksbal die al jaren meegaat.

Nu maanden later, zegt hij, al klinkt dat bijna surrealistisch, ‘ik word alle dagen beter.’

Hij spreekt je weer aan, in plaats van de kamer te vullen als een sfinx in de woestijn.

In zijn ogen brandt als vanouds het heilig vuur. Graag leven kan je soms zien, zonder dat er iets gezegd wordt.

Het is alsof hij verloren tijd wil inhalen, al was het maar tegen beter weten in.

‘Volgende week is het mijn verjaardag, dan trakteer ik op cava.’

Plannen maken is blijkbaar goed voor je gezondheid, zelfs in het zicht van de meet.

‘Je komt toch?’

‘Voor ik weg ben, ben ik nog even onderweg.’

Ja knikkend, speelt er maar één gedachte door mijn hoofd :

Lang zal hij leven!


5 april 1943

Tijdens de herdenkingsplechtigheid op de Mortselse begraafplaats ga je terug in de tijd. Lang geleden zou je denken.

Niet als één van de laatste getuigen het woord neemt. Je kan een spelt horen vallen als mevrouw haar verhaal vertelt, hoe zij als kleuter, 5 april 1943, heeft meegemaakt. De dag dat ze ook haar broer en oudere zus verloor. Beiden vluchtten in paniek uit het schoolgebouw, maar werden geveld door de tweede bommenregen.

Een verhaal over chaos , vernieling, dood, onnoemelijk verdriet. Maar ook over juffrouw Alice, die er in slaagde bijna gans het kleuterklasje te redden. Samen zongen ze tegen het lawaai van de bommen in.

Na al die jaren voel je de ontreddering van dit zinloos geweld. Zeker voor de overlevenden komt alles terug alsof het gisteren was.

Mijn blik gaat over de vele witte kruisjes van de kinderen die het leven lieten.

Voor hen was er plots geen toekomst meer. Voor de vele nabestaanden was er een voor én een na 5 april 1943.

Toch kan er na al die jaren nog steeds niet gezegd worden, wat dient gezegd te worden. Geen excuses van de Duitse Ambassadeur, die voor de eerste maal de herdenkingsplechtigheid bijwoonde.

936 mensen die op 5 april 1943, op het verkeerde moment op de verkeerde plaats waren.

Waar hebben we dat nog gehoord?

5 april 2016


Tinkelbel

Soms geloof je je eigen ogen niet en blijft een beeld je achtervolgen.

Het beeld van een man in een koffiebar.

Met een blik die me van mijn sokken blies.

De man keek voor zich uit, met een intensiteit van wanhoop en uitzichtloosheid, die je niet voor mogelijk hield.

Negen op de schaal van richter.

Vanwaar die ontreddering?

Hij wist het zelf niet. Hij was welgesteld, had werk, een lieve vrouw en twee kinderen die het goed deden.

En toch voelde hij die leegte, een immense leegte.

En bovenal hij was moe.

Moe van het opstaan, moe van koortsachtig zijn agenda te vullen… om toch maar niets te moeten voelen.

Hij leek te lopen op drijfzand.

Zwarte gaten kwamen op hem af.

‘Er over praten lijkt het alleen maar erger te maken’, zegde hij gelaten.

Ik had daar een ander gedacht over, maar zweeg, hem recht in de ogen kijkend.

‘Eigenlijk zouden we allemaal een Tinkelbel moeten hebben’, zei hij zachtjes.

‘Een Tinkelbel’?

‘Ja, weet je, dat elfje, dat op de schouder van Peter Pan allerlei lieve dingen in zijn oor fluistert’.

‘Een Tinkelbel dat stop zegt tegen mijn zwarte gedachten. Die tegen mij zou zeggen, waar ben je mee bezig? Wees wat vriendelijker en milder voor jezelf’.

‘Van Tinkelbel zou ik dat misschien wel aannemen’, fluisterde hij nog.

Dat zegde mij ook wel iets, een klein stemmetje op je schouder, een engelbewaarder in pocketformaat.

Even scheen er licht in de ogen van de man.

Even was hij Peter Pan.

Met op zijn schouder, Tinkelbel.


Tradities

Voor S.

Je zit er weer mooi te wezen.

Daar aan de overkant.

Alleluja

Dank om haar vele gaven.

Later was er nog een film.

Met jouw in de hoofdrol, natuurlijk.

In kleur of zwart-wit, het is me ontgaan.

Wat ik wel weet :

Op het einde…

Komt alles goed.


Bob

Zijn rouwbrief brengt me terug naar het woonzorgcentrum waar hij verbleef.
Gezeten op een bank in de zon, met zijn pet, en wandelstok. Zoals hij daar zat vulde hij heel de voorgevel. Charisma, anders kan ik het niet noemen.
Dat hij niet meer wist wie ik was, zegde niets over zijn sterke persoonlijkheid.
Zo goed als blind, zette hij zijn gedachten op papier. Hij noemde zich geen dichter, maar een uitschrijver.
Zo schreef hij, een goed jaar geleden, nog zelf het doodsprentje, van zijn zo geliefde vrouw.

Bob, ik noem het toch een gedicht, ja zelfs een liefdesgedicht, deze geloofsbelijdenis pur sang.

Mijn voorlaatste groet…
Als Hij haar rust schenkt, is het goed.
Een controle is niet nodig.
Het is onmiskenbaar waar.
Zijn goedheid is ons zonneklaar.
We hoeven ons alleen kalm te houden.

Van zonden weet Hij genoeg.
Hij houdt zijn liefde voor de boeg.
Die wetenschap is genoeg.

Het is tijd voor de laatste groet…
Als Hij Bob rust schenkt, is het goed.