Tinkelbel

Soms geloof je je eigen ogen niet en blijft een beeld je achtervolgen.

Het beeld van een man in een koffiebar.

Met een blik die me van mijn sokken blies.

De man keek voor zich uit, met een intensiteit van wanhoop en uitzichtloosheid, die je niet voor mogelijk hield.

Negen op de schaal van richter.

Vanwaar die ontreddering?

Hij wist het zelf niet. Hij was welgesteld, had werk, een lieve vrouw en twee kinderen die het goed deden.

En toch voelde hij die leegte, een immense leegte.

En bovenal hij was moe.

Moe van het opstaan, moe van koortsachtig zijn agenda te vullen… om toch maar niets te moeten voelen.

Hij leek te lopen op drijfzand.

Zwarte gaten kwamen op hem af.

‘Er over praten lijkt het alleen maar erger te maken’, zegde hij gelaten.

Ik had daar een ander gedacht over, maar zweeg, hem recht in de ogen kijkend.

‘Eigenlijk zouden we allemaal een Tinkelbel moeten hebben’, zei hij zachtjes.

‘Een Tinkelbel’?

‘Ja, weet je, dat elfje, dat op de schouder van Peter Pan allerlei lieve dingen in zijn oor fluistert’.

‘Een Tinkelbel dat stop zegt tegen mijn zwarte gedachten. Die tegen mij zou zeggen, waar ben je mee bezig? Wees wat vriendelijker en milder voor jezelf’.

‘Van Tinkelbel zou ik dat misschien wel aannemen’, fluisterde hij nog.

Dat zegde mij ook wel iets, een klein stemmetje op je schouder, een engelbewaarder in pocketformaat.

Even scheen er licht in de ogen van de man.

Even was hij Peter Pan.

Met op zijn schouder, Tinkelbel.


Tradities

Voor S.

Je zit er weer mooi te wezen.

Daar aan de overkant.

Alleluja

Dank om haar vele gaven.

Later was er nog een film.

Met jouw in de hoofdrol, natuurlijk.

In kleur of zwart-wit, het is me ontgaan.

Wat ik wel weet :

Op het einde…

Komt alles goed.


Bob

Zijn rouwbrief brengt me terug naar het woonzorgcentrum waar hij verbleef.
Gezeten op een bank in de zon, met zijn pet, en wandelstok. Zoals hij daar zat vulde hij heel de voorgevel. Charisma, anders kan ik het niet noemen.
Dat hij niet meer wist wie ik was, zegde niets over zijn sterke persoonlijkheid.
Zo goed als blind, zette hij zijn gedachten op papier. Hij noemde zich geen dichter, maar een uitschrijver.
Zo schreef hij, een goed jaar geleden, nog zelf het doodsprentje, van zijn zo geliefde vrouw.

Bob, ik noem het toch een gedicht, ja zelfs een liefdesgedicht, deze geloofsbelijdenis pur sang.

Mijn voorlaatste groet…
Als Hij haar rust schenkt, is het goed.
Een controle is niet nodig.
Het is onmiskenbaar waar.
Zijn goedheid is ons zonneklaar.
We hoeven ons alleen kalm te houden.

Van zonden weet Hij genoeg.
Hij houdt zijn liefde voor de boeg.
Die wetenschap is genoeg.

Het is tijd voor de laatste groet…
Als Hij Bob rust schenkt, is het goed.


Als angst een gezicht krijgt

‘Zal ik blijven leven?’ fluisterde hij, zo goed als onhoorbaar.

Al weken zag ik hem, zwijgend, als een verstarde kraanvogel in zijn rolstoel zitten. Ik ging er vanuit dat hij niets kon zeggen. Dat komt voor in een revalidatiecentrum. Ik zwaaide wel eens en dan zwaaide hij moeizaam terug, als een vlag die halfstok bleef hangen.

Op een dag nam ik plaats op een toestel naast hem, een beetje gezelschap kan nooit geen kwaad, was het uitgangspunt.

‘Zal ik blijven leven?’ herhaalde hij. ‘Ik weet het niet, ben geen doctor, daar kan ik geen antwoord op geven’.

Verbouwereerd, want als openingszin kon dat tellen.

De tweede zin was liet er ook al geen gras over groeien : ‘Ik ben zo bang om te vallen’. Dàt kon ik als ervaringsdeskundige begrijpen.

Het zal je maar overkomen. Als 66jarige, had de ziekte van parkinson zo hard toegeslagen, dat hij enkel, schuifelend, hele kleine stapjes kon zetten. Zoals muizen boterhammen eten, zo beweegt hij zich voor.

‘Volgende week mag ik naar huis. Mijn vrouw zegt dat ik vooruitgegaan ben, maar ik voel dat zo niet’.

‘Zal ik nog genezen?’ vraagt hij, me recht in de ogen kijkend.‘ Ik ben zo bang,’ voegde hij er nog aan toe.

‘Bang voor de dood’, antwoorde ikzelf.

‘Ja, zo bang, is het voor binnenkort?’, vroeg hij met een striemende blik.

‘Nog niet voor binnenkort, hoop ik’. Die kans zit er in, want er zat nog veel kracht en medeleven in zijn ogen als hij vraagt hoe het met mij gaat.

Binnen twee dagen zie ik je terug, twee dagen dichter bij thuis. Ter afscheid streel ik zijn hand, zo graatmager, dat het lijkt of zijn knoken een openbaar leven leiden. Het doet wat met een mens. Als angst een gezicht krijgt.


Als we het eens omdraaien

Psychisch lijden - actief zoeken naar een andere weg -.

Blind zijn - aanvoelen wat niet gezien kan worden -.

Doof zijn - horen wat woorden verzwijgen -.

Fysiek beperkt zijn - grenzeloos omgaan met schaarse -.