Bliksemafleiders

Mensen blijven je verbazen. Ten goede en ten kwade.

Als je denkt alles gehoord te hebben, dan kan je erop rekenen, net wanneer je het niet verwacht, word je van je sokkel geblazen.

Neem nu de commentaar over de rellen na de voetbalwedstrijd Antwerp - Beerschot.

Stoeltjes werden afgebroken, mensen bedreigd, maar wat was de conclusie van enkele mensen in het café aan den toog: voetbal is nu eenmaal emotie, het was de schuld van de politiek.

Miljoenen worden uitgegeven aan de beveiliging van voetbalwedstrijden. Al die agenten die in het weekeinde overuren moeten kloppen. Dat wordt als evident beschouwd. Gelden die we toch beter aan, ik zeg zo maar wat, aan armoedebestrijding zou kunnen besteden. Gedraag je gewoon. Nu vraag je wat veel, klinkt het dan.

Neen, zo veel eenvoudiger is het om een ander de schuld te geven.

Voorbeelden zat:

Miljoenen worden uitgegeven om straten, stranden en bermen proper te houden. Maar neen, het zijn de politiekers, die doen er niet genoeg aan. Zelf even je afval opruimen. Nu vraag je wat veel, klinkt het dan.

Neen, zo veel eenvoudiger is het om de ander de schuld te geven.

Miljoenen worden uitgegeven aan flitspalen, flitsmarathons, trajektcontroles. De overheid zou toch wat meer kunnen doen, hoor je dan. Er zijn nog meer controles nodig, zingen de mensen in koor. Maar ojee als je zelf gepakt wordt, dan is het kot te klein. Even de snelheidsmeter in het oog houden. Nu vraag je toch wat veel, klinkt het dan.

Neen, zo veel eenvoudiger is het om de ander de schuld te geven.

Wat is dat toch? Hoe komt het dat zoveel mensen bliksemafleiders nodig hebben?

Vandaag wordt code oranje gegeven. Hevige onweders worden voorspeld.

Laten we wel wezen, ik heb het niet met onweders. Als het spannend wordt, tel ik het verschil in tijd tussen de blikseminslag en de donder.

Gelukkig zijn ze er ook in het echt.

Bliksemafleiders.


5 April 1943

Geschreven voor Van Damme Maria

33jaar

Geboren 29/03/1910 te Leest

Wonende in Mortsel Antwerpsestraat 

Was winkeluitbaatster.

Locatie tijdens het bombardement: thuis

Tijdens de herdenkingsplechtigheid op de Mortselse begraafplaats ga je terug in de tijd.

Het was een mooie lente dag, 5 april 1943, nu 75 jaar geleden.

Lang geleden zou je denken.

Niet als één van de laatste getuigen het woord neemt. Je kan een spelt horen vallen als mevrouw haar verhaal vertelt, hoe zij als kleuter 5 april 1945 heeft meegemaakt. De dag dat ze ook haar broer en oudere zus verloor. Beiden vluchtten in paniek uit het school gebouw, maar werden geveld door de tweede bommenregen.

Een verhaal van chaos, vernieling, dood, onoemlijk verdriet. Maar ook over juffrouw Alice, die er in slaagde bijna gans het kleuterklasje te redden. Somen zongen ze tegen het lawaai van de bommen in.

Na al die jaren voel je de ontreddering van dit zinloos geweld. Zeker voor de overlevenden komt alles terug alsof het gisteren was.

Mijn blik gaat over de vele witte kruisjes van de kinderen die het leven lieten.

Voor hen was er plots geen toekomst meer. Voor de vele nabestaanden was er een voor en een na 5 april 1943.

936 mensen die op 5 april 1943, op de verkeerde moment, op de verkeerde plaats waren

Waar hebben we dat nog gehoord?


Het ene schilderij is het andere niet.

Dorpsgezichten. Op de rommelmarkt zijn er wel dertien in een dozijn te vinden. Versteend blijf ik staan. In een oogwenk word ik terug in de tijd gecapulteerd en sta ik in gedachten voor de kerk van mijn geboorte dorp. Op de hoek Café Welkom.

Het landschap herken ik als de duizend. Huizen naast elkaar. Zijstraten zijn er weinig te vinden. Lintbebouwing wordt dat genoemd. Met achter de huizen, open ruimte. Een dorp waar aan akkerbouw wordt gedaan. Aardappelen geoogst, suikerbieten gerooid. Hier zijn seizoenen nog van tel.

Sommige mensen worden melancholisch van zulk tafereeltje en denken weemoedig aan het lied 'Het dorp' van Wim Sonneveld.' Wat leefden ze eenvoudig toen in simpele huizen tussen groen. Het dorp van toen, het is voorbij.'

Niet voor mij, voor mij is het geen herinnering, het is een dagdagelijkse kwelling. Oude wonden worden opgereten. Het is de kerk. De kerk die alles bepaalde, hoe je moest leven, van de wieg tot het graf. Van heinde en verre te zien, alles overheersend. Lijden moest je ondergaan. Wees gerust, orakelde de pastoor vanop het spreekgestoelte,'later wordt alles beter.' Later in de hemel.

Horen zien en zwijgen, dat was het credo van het dorp. Ieder voor zich en God voor ons allen. Handig die huizen op afstand van elkaar. Wat achter de gevels gebeurde, werd niet gehoord. Wat niet weet wat niet deert. Van schuur tot sacristie, geen plek was veilig in dit dorp. Dat dorp dat mijn dorp niet meer is.

Ik woon nu in de stad.


Wat van tel is

Zwijg me over de dood van Attila de Hun.

Of die van Caesar.

Of zelfs die van Napoleon.

Praat me niet over de toekomst.

Over wat komt en niet is.

Steeds aanwezige afwezigheid.

Weet je wat?

Spreek me over dat ene sterven.

Dat ene die telt.


Men kan maar eenmaal zalig zijn

Het gebeurt niet alle dagen dat je een priester hoort vertellen dat je het verhaal van de verrijzenis van Jezus niet letterlijk moet nemen. De kerk en kerstmis, de drie wijzen, je moet er maar niet teveel geloof aan hechten.

Waar het wel om gaat, volgens Roger, want zo heet deze mens van goede wil, is het goede te doen. Jezus kan daarbij een voorbeeld zijn, maar evengoed Boeddha, of de profeet Mohammed.

Het goede doen, en dan op je sterfdatum je overgegeven aan het Grote Mysterie, dat is de zin van het leven, volgens deze oude van dage.

Tweeennegentig jaar is hij. 'Hopelijk krijg ik nog even de tijd om het goede te doen', zegt hij ter afscheid.

Men kan maar éénmaal zalig zijn.

Het goede doen, daar kent Gust wat van. Al meer dan 10 jaar zorgt hij zelf, als bijna negentig jarige, alle dagen voor zijn vrouw. Zorgbehoevend na een hersenbloeding. 'Ik was mijn tijd ver vooruit, ik was huisman en mijn vrouw buitenhuis erg actief, een mooi leven was het' , zegt hij mij. 'We moeten nu veel laten vallen, maar er zijn erger dingen', zo voegde hij er aan toe. Zorgen voor, dat is zijn leven. Koken dat is zijn ding. Vandaag bloemkool met worst, daar kijkt hij naar uit.

Men kan maar eenmaal zalig zijn.

Onlangs ook afscheid moeten nemen van Martha, een andere negentigjarige. Een groot hart had zij, oog voor wie alleen was of hulp zocht. Buigzaam als riet, aanvaardend zonder bitterheid. Ze had een moederlijk naturel waar iedereen zich warmen kon. Zo stond het op het herinneringskaartje.

We waren het allemaal over eens, zij heeft het fantastisch gedaan.

Men kan maar eenmaal zalig zijn.