Nultolerantie 2.0

'Het is beter één kaars op te steken,dan te klagen over de duisternis'.

Die gedachte kwam bij mij op toen een rijzige dame de organisator van een benefietfeest voor een ontwikkelingsproject voor Malawi toesprak. 'Het moet nu maar eens gedaan zijn met dat lawaai'. Met dat lawaai bedoelde de dame, een buurvrouw die 50 meter verder woonde, het geluid van het samenspel van de deelnemers aan de workshop, djembé spelen. Het typische tromgroffel galmde reeds een half uurtje over het terrein.

Het klopt natuurlijk wel dat het geluid van een djembé soms kilometers ver te horen is. In Afrika werd het vroeger gebruikt om snel met de andere dorpen te kunnen communiceren. Hoofdschuddend pruttelde de organisator erg rustig en beleefd tegen. Een workshop djembé spelen, dat moet toch kunnen in de loop van een namiddag.

Daar had de mevrouw geen boodschap aan. 'We kunnen elkaar op het balkon niet verstaan', reageerde zij. Overtuigd van haar groot gelijk verliet zij het terrein en geloof het of geloof het niet, de djembéspelers staakten hun spel.

'Het is beter één kaars op te steken, dan te klagen over de duisternis'.

Die gedachte kwam mij op toen Ome Rik een protestmail las van een plaatselijk comité tegen de inplanting van een skateterrein naast een woonzorgcentrum. Als buitenstaander zou je, bij het lezen van de mail denken, dat heel de buurt geterroriseerd wordt door hangjongeren die zoveel overlast veroorzaken, dat dringende maatregelen zich opdringen. Nu Ome Rik woont er ook vlakbij: spreken over een skateramp, dat is toch wel een paar bruggen te ver.

Wat is dat toch met al dat geklaag?

Wat moeten we met al die verzuring, verbittering, het gebrek aan mededogen?

Stel dat we zouden leven in het land ' Absurdistan ', zouden we dan deze verzuurde mensen niet kunnen registreren? Aangezien we van deze mensen last ondervinden, zouden we ze al dan niet vrijwillig het land kunnen uitzetten?

Alleen jammer dat de nationaliteitswetgeving dat niet toelaat.

Neen, natuurlijk niet, niet terug naar de technieken van de jaren dertig, dat leert ons de geschiedenis.

Misschien is het wel tijd voor een tegenstroom, één van solidariteit en mededogen.

Een dam tegen verzuring en verbittering.

Tijd voor een nieuwe nultolerantie.

Een nultolerantie 2.0


Nuttig niets doen

Geloof het geloof het niet, de Flair lezen in een kapperszaak kan je soms tot nadenken zetten. Mijn oog viel op een lezersbrief in de rubriek 'vragen aan een psycholoog'. Een hoogbejaarde vrouw vroeg wat ze nog kon doen nu zij in een woonzorgcentrum verbleef, weinig bezoek kreeg en hulpbehoevend was geworden. Hoe kan ik op mijn oude dag toch nog nuttig zijn, vraagt zij in haar brief af? Het antwoord van de psycholoog is me niet bijgebleven, de vraag wel.

In onze prestatiemaatschappij is niets doen maar al te vaak voorbestemd voor de vakanties, waar de druk om zich te ontspannen op zijn beurt voor stress zorgt. Stilteweekends zijn in een mum van tijd uitverkocht, maar wat als het altijd stil is?

Wat met de mensen die niet meer actief kunnen zijn?

Nu wil het lukken dat Ome Rik vlakbij een woonzorgcentrum woont en vaak bewoners urenlang voor het raam naar buiten ziet kijken. Wat houdt hen bezig?

Het kan nieuwsgierigheid zijn, het in detail bestuderen van de buitenwereld, opmerkzaam zijn. Het kan mijmeren zijn over het verleden, contact houden met mensen die er niet meer zijn, steeds meer en meer.

Hoe kan niets doen nutig zijn?

De onlangs overleden Marjet komt me voor de geest. Bijna blind en gezeten in een rolstoel, vulde zij door haar aanwezigheid gans de ruimte. Marjet kon bijna niets meer, maar haar persoonlijkheid was er één van meededogen en vriendelijkheid. De wijze waarop zij je begroete, je toelachte, in je ogen keek, geen mens ging onbewogen naar  huis. Haar positieve kijk op het leven werd zo een voorbeeld voor velen.

Als je zo ver bent, dan  ben je al een eind.

Nuttig niets doen.

Daarvoor moet je hard werken.


Bliksemafleiders

Mensen blijven je verbazen. Ten goede en ten kwade.

Als je denkt alles gehoord te hebben, dan kan je erop rekenen, net wanneer je het niet verwacht, word je van je sokkel geblazen.

Neem nu de commentaar over de rellen na de voetbalwedstrijd Antwerp - Beerschot.

Stoeltjes werden afgebroken, mensen bedreigd, maar wat was de conclusie van enkele mensen in het café aan den toog: voetbal is nu eenmaal emotie, het was de schuld van de politiek.

Miljoenen worden uitgegeven aan de beveiliging van voetbalwedstrijden. Al die agenten die in het weekeinde overuren moeten kloppen. Dat wordt als evident beschouwd. Gelden die we toch beter aan, ik zeg zo maar wat, aan armoedebestrijding zou kunnen besteden. Gedraag je gewoon. Nu vraag je wat veel, klinkt het dan.

Neen, zo veel eenvoudiger is het om een ander de schuld te geven.

Voorbeelden zat:

Miljoenen worden uitgegeven om straten, stranden en bermen proper te houden. Maar neen, het zijn de politiekers, die doen er niet genoeg aan. Zelf even je afval opruimen. Nu vraag je wat veel, klinkt het dan.

Neen, zo veel eenvoudiger is het om de ander de schuld te geven.

Miljoenen worden uitgegeven aan flitspalen, flitsmarathons, trajektcontroles. De overheid zou toch wat meer kunnen doen, hoor je dan. Er zijn nog meer controles nodig, zingen de mensen in koor. Maar ojee als je zelf gepakt wordt, dan is het kot te klein. Even de snelheidsmeter in het oog houden. Nu vraag je toch wat veel, klinkt het dan.

Neen, zo veel eenvoudiger is het om de ander de schuld te geven.

Wat is dat toch? Hoe komt het dat zoveel mensen bliksemafleiders nodig hebben?

Vandaag wordt code oranje gegeven. Hevige onweders worden voorspeld.

Laten we wel wezen, ik heb het niet met onweders. Als het spannend wordt, tel ik het verschil in tijd tussen de blikseminslag en de donder.

Gelukkig zijn ze er ook in het echt.

Bliksemafleiders.


5 April 1943

Geschreven voor Van Damme Maria

33jaar

Geboren 29/03/1910 te Leest

Wonende in Mortsel Antwerpsestraat 

Was winkeluitbaatster.

Locatie tijdens het bombardement: thuis

Tijdens de herdenkingsplechtigheid op de Mortselse begraafplaats ga je terug in de tijd.

Het was een mooie lente dag, 5 april 1943, nu 75 jaar geleden.

Lang geleden zou je denken.

Niet als één van de laatste getuigen het woord neemt. Je kan een spelt horen vallen als mevrouw haar verhaal vertelt, hoe zij als kleuter 5 april 1945 heeft meegemaakt. De dag dat ze ook haar broer en oudere zus verloor. Beiden vluchtten in paniek uit het school gebouw, maar werden geveld door de tweede bommenregen.

Een verhaal van chaos, vernieling, dood, onoemlijk verdriet. Maar ook over juffrouw Alice, die er in slaagde bijna gans het kleuterklasje te redden. Somen zongen ze tegen het lawaai van de bommen in.

Na al die jaren voel je de ontreddering van dit zinloos geweld. Zeker voor de overlevenden komt alles terug alsof het gisteren was.

Mijn blik gaat over de vele witte kruisjes van de kinderen die het leven lieten.

Voor hen was er plots geen toekomst meer. Voor de vele nabestaanden was er een voor en een na 5 april 1943.

936 mensen die op 5 april 1943, op de verkeerde moment, op de verkeerde plaats waren

Waar hebben we dat nog gehoord?


Het ene schilderij is het andere niet.

Dorpsgezichten. Op de rommelmarkt zijn er wel dertien in een dozijn te vinden. Versteend blijf ik staan. In een oogwenk word ik terug in de tijd gecapulteerd en sta ik in gedachten voor de kerk van mijn geboorte dorp. Op de hoek Café Welkom.

Het landschap herken ik als de duizend. Huizen naast elkaar. Zijstraten zijn er weinig te vinden. Lintbebouwing wordt dat genoemd. Met achter de huizen, open ruimte. Een dorp waar aan akkerbouw wordt gedaan. Aardappelen geoogst, suikerbieten gerooid. Hier zijn seizoenen nog van tel.

Sommige mensen worden melancholisch van zulk tafereeltje en denken weemoedig aan het lied 'Het dorp' van Wim Sonneveld.' Wat leefden ze eenvoudig toen in simpele huizen tussen groen. Het dorp van toen, het is voorbij.'

Niet voor mij, voor mij is het geen herinnering, het is een dagdagelijkse kwelling. Oude wonden worden opgereten. Het is de kerk. De kerk die alles bepaalde, hoe je moest leven, van de wieg tot het graf. Van heinde en verre te zien, alles overheersend. Lijden moest je ondergaan. Wees gerust, orakelde de pastoor vanop het spreekgestoelte,'later wordt alles beter.' Later in de hemel.

Horen zien en zwijgen, dat was het credo van het dorp. Ieder voor zich en God voor ons allen. Handig die huizen op afstand van elkaar. Wat achter de gevels gebeurde, werd niet gehoord. Wat niet weet wat niet deert. Van schuur tot sacristie, geen plek was veilig in dit dorp. Dat dorp dat mijn dorp niet meer is.

Ik woon nu in de stad.